zaterdag 30 maart 2013

Patong Bay (Phuket)


Dinsdag, 26 maart
Patong Bay (Phuket, Thailand)

In zuid-Thailand, niet ver van de grenzen met Maleisië (Z) en Myanmar/Birma (N) ligt het vakantie-eiland Phuket. Het eiland is 60 km lang en 20 km breed. Via een brug is Phuket verbonden met het vreemdsoortige schiereiland dat de Thais met de buren delen, en dat eindigt in het stadstaatje Singapore.
We boekten een cultureel toertje. Op het menu stonden: Sino-Portugese gebouwen in Phuket town, een voormalig woonhuis van een invloedrijke Chinese familie, de Big Buddha (45m hoog) en de bekende tempel Wat Chalong. Patong Bay zelf bestaat uit kilometers strand en vele winkeltjes, hotelletjes en eettentjes waar de verwende toerist zijn vakantietijd kan vullen. 
Onze boot lag midden in de baai en via tenders (in feite onze reddingboten) werden we naar het strand  gebracht. “Oei” dat scherpe zand deed pijn aan de voeten omdat het zich onmiddellijk in je schoenen nestelde. Ondanks het vroege ochtenduur wees de thermometer al 38 graden aan! We snelden naar onze koele bus, vanwaar we de oude koloniale panden bekeken. “Jammer, een beetje verwaarloosd”, zuchtten we. 
Het huis van de Chinese onderkoning van Phuket, daar wilden we meteen intrekken. Hoewel zo’n 100 jaar oud was het smaakvol en confortabel ingericht, met verkoelende tegels en een waterpartij met koi-karpers en planten in de uitnodigende overdekte entree, waar zich vermoedelijk het dagelijks leven van de familie voltrok. Bij de Wat Chalong tempel moesten we overstappen in een minibus die ons eerst de heuvel op, naar de Big Buddha zou brengen. 
Ik had een majesteitelijk mediterende Boeddha verwacht, maar ik zag een kitscherige wit geplasterde Boedha. Oh, wat een verrassing toen ik na een kleine klauterpartij een groot verguld examplaar aantrof, die meer aan mijn wensen voldeed, compleet met levensrad. In de tempelgalerij ontdekte ik een serie kleinere vergulde Boeddha’s, allen in een wat andere pose -  zoals  half liggend, in meditatie, eentje met de rechter handpalm geheven (bescherming) en met de linkerhandpalm geheven (vrede). Ook kwam ik erachter dat de cobragod ook hier in zwang is, bijvoorbeeld vormt hij mert zijn lijf een troon voor de Boedha en soms achter diens hoofd een soort waaier van zeven koppen. Koop ik potverdorie de slangenversie met de cobragod in het bijbehorende winkeltje! Terwijl ik als de dood ben voor slangen! Ik wilde het beeldje direct weggooien, maar Ton overtuigde me ‘m toch maar te houden. Aan de beleving van het Boeddhisme kan ik immers niets veranderen...
Wat Chalong tempel is gebouwd ter ere van een zeer verdienstelijke monnik, die op Phuket als een heilige wordt vereerd. De oude man wordt herhaaldelijk als Boeddha afgebeeld, zowel op de heuveltop als in Wat Chalong. Aan de buitenkant lijkt het tempelcomplex op een paleis. De halfopen ruimtes binnen zijn – behalve met de oude monnik – gevuld met beelden van mediterende Boeddha’s. Blootvoets liepen Ton en ik door een tempelgebouw met schitterende buitenterrassen op diverse etages. De hoofdtempel was volledig gewijd aan de verering van de overbekende moniik. 
Drie beelden van hem naast elkaar trokken veel gelovigen. Ton vond ernaast een doosje met stukjes bladgoud. “Wat doet die ongelovige Thomas daar?” vroeg ik mij af terwijl Ton een stukje bladgoud op een sculptuur van de oude monnik plakte. Om wetenschappelijk te kunnen bewijzen dat je bladgoud op steen kunt plakken soms? “Door het bladgoud op het monnnikbeeld te plakken, mag je een wens dooen”,  doceerde Ton mij. Hij  spoorde mij aan er direct mee te beginnen, voordat we ons naar de bus moesten haasten. Ik had nog nooit van dat gebruik gehoord, maar  ik liet het me zoiets geen 2x zeggen. Niet geschoten is altijd mis en ik heb altijd iets gehad met Boeddha’s. In stilte wenst ik “ vrede op aarde en vrede in de harten van ale mensen”. Het verdriet van  Cambodja was nog vers!
Tijd nu om te lunchen op ons schip. Het liep al tegen tweeën en niemand had sinds het vroege ontbijt iets gegeten. Er werd alleen water uitgedeeld, maar geen stukje fruit of een snack...
Op de Balmoral was er dan ook een ware stormloop op het enige lunchbuffet dat nog een paar minuten open was. Een contigent obers werd snel opgetrommeld om de toestroom in goede banen te leiden. Dat lukte deels, want er heerste wat chagarijn bij sommige gasten...
Om 16.00 uur keerden we het snikhete Phuket de rug toe en voeren we via de Andamanzee en de Indische oceaan richting Colombo, Sri Lanka. Hier gaan Ton en ik een tweedaags tripje maken naar de oude hoofdstad Kandy, voor een bezoek aan de Temple of the Tooth. Wat dat allemaal te betekenen heeft vertel ik over een paar dagen!





donderdag 28 maart 2013

Singapore


Zondag, 24 maart
Singapore (via de Zuid-Chinese zee)

Het tegenwoordige Singapore is bijna 200 jaar geleden gesticht door Sir Stamford Raffles -  naar wie het gelijknamige hotel is vernoemd. In gepaste kleding kun je in het koloniaal oriëntaalse gebouw ’s middags genieten van een ouderwets uitgebreide high-tea. Vele Britse gasten schreven zich hiervoor in. Wij boekten een volledig nieuwe attractie Gardens By The Bay, dichtbij de aanlegplaats van ons schip.
Het park omvat twee enorme met glazen koepels overdekte tuinen (Flower Dome en Cloud Forest) en 18 gestileerde superbomen. Het project heeft een miljard Singaporese dollars gekost en werd in 2012 geopend voor publiek.
Wij wandelden eerst de Flower Dome binnen waar de bloemen- en plantenpracht uit subtropische landen ons verwelkomde. Evenals bij een gewone glazen plantenkas is er een vernuftig irrigatiesysteem geïnstalleerd, de reden waarom de bloemen en planten er zo florissant bijstonden.


Omdat het die dag Palmpasen was, werden we ook visueel getrakteerd op paashazen en –eieren in allerlei maten. De vrolijk beschilderde eieren waren goed voor menig kleurrijke foto! In de Flower Dome heerste ook een fijne temperatuur, een verademing in vergelijking met de hitte van 35+ graden Celsius waarmee je buiten werd bestookt.
Cloud Forest is een volgend fenomeen dat torenhoog scoort. Bij binnenkomst in de glazen koepel werd menig kapsel meteen geruïneerd door een 25 meter hoge waterval die zijn stralen met enorme kracht en spanwijdte in de rondte spetterde. Je moet er wel doorheen om de tropische tuin te bereiken die hoofdzakelijk om een brede plantentoren was gewonden. Met de lift ben je in no-time boven.

Achter de waterval langs bereik je delangzaam aflopende loopbruggen die je via detropentuin naar beneden voeren. Een spannende (foto) ervaring die bij jong en oud zeer in trek is.
Tijdens het laatste onderdeel van onze tuintrip bezochten we een kunstboom van zo’n 50 meter hoog. De Supertree dient meerdere doelen: een uitzicht over de skyline van de stad en het tuinpark, de opvang van regenwater, het opwekken van zonne-energie. Onze superboom bood als extra attractie een skyway, in de vorm van een loopbrug naar een andere supertree.


Aangezien je op 50 meter hoogte loopt, moet je hoogtevrees bestrijden door NIET naar beneden te kijken maar te genieten van alle vergezichten die de skyway zijn gasten biedt. Zo trok een wolkenkrabbertje met daktuinen grote bewondering. Het was ons duidelijk dat Singapore voorop loopt met het gebruik van uitdagende architectonische modellen. Eénmaal buiten werden we overvallen door de hitte van het middaguur, dus waren we blij dat onze geklimatiseerde Balmoral ons voor de lunch verwachtte.
Omdat ik me nog lang geen 100%  voelde trok ik me graag terug in de hut. Ook had ik – tegen mijn natuur in – geen zin in de avondshows. “Er zijn weer goede artiesten uit Engeland”, meldde Ton keer op keer enthousiast. “Ik zie ze nog wel voordat we in Doebai zijn” antwoordde ik dan lamlendig. Intussen zette ons schip via de Straat van Malakka koers naar Phuket, een geliefd Thais eiland bij menig vakantieganger.

Pattaya


Donderdag, 21 maart
Pattaya, Thailand

 De 20ste vlogen we opgewekt vanuit de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Peng naar de Thaise hoofdstad  Bangkok. Vandaar maakten we een 2,5 uur durende busrit naar ons schip dat lag aangemeerd in de containerhaven van Laem Chabang.

Op de kade werd ons ploegje van 21  enthousiast onthaald door de leden van het showteam – die ditmaal in strak tenue de nieuwe passagiers van de Balmoral welkom moesten heten. Wij mochten meteen door, want we zijn immers al lang en breed thuis op het schip. “Home sweet home”, zo voelde het inderdaad toen we onze suite met persoonlijke spulletjes bereikten. Ook de 21ste verbleven we de hele dag in de haven van Laem Chabang. Veel medereizigers gingen (opnieuw) richting Bangkok. Zij vonden een busrit van 2 x 2,5 uur de moeite waard voor paleis- en tempelbezoek of een mooie  rondvaart door de klongs (kanalen en verwante wateren). Marius en Joke beklaagden zich nadien over het feit dat ze zich moesten haasten tijdens het paleisbezoek om voorts naar een enorme juwelenzaak te worden gereden – waar bijna niemand iets kocht! Afijn, wij waren blij het snikhete Bangkok te hebben gemeden. We hebben de stad in 1996 uitgebreid bezocht en waren inderdaad ook naar een enorme juwelenzaak gebracht. Ik kocht er een peperduur ringetje dat ik zelden of nooit heb gedragen. Sindsdien ben ik allergisch voor die monsterzaken, waar je constant wordt geschaduwd door gedienstige verkopers.

“Pattaya on your own” leek ons wel een relaxte excursie na onze beproevingen in Cambodja. De bekende badplaats was zo’n 25 km van onze aanlegplaats verwijderd. Ondanks het vroege morgenuur viel de warmte als een klamme deken bovenop ons. Het was zelfs te broeierig voor een terrasje aan zee. Eén voor één zagen we onze medepassagiers afhaken en op een bankje neerstrijken onder de schaduwrijke palmen van de kilometerslange boulevard. Onszelf ging het niet veel beter.
Ik paste wat jurken in een halfopen winkeltje tot het water me over het lijf en in de ogen gutste. Even na elven vluchtten we een  koel winkelcentrum binnen; voor Ton maar het beste ook, want hij voelde zich nog steeds minnetjes. Een “Starbucks” Caffé Latte deed wonderen zodat we de shoppingmall van A tot Z konden uitkammen. We zagen dat de westerse
winkelketens goed waren vertegenwoordigd: van drogisterij Boots t/m kledingzaak Zara.

Jammer genoeg vonden we weinig Thaise spulletjes. In de nok van het gebouw kregen we wel een mooi uitzicht over de kustlijn van Pattaya cadeau. De shoppingscore was tenslotte: een uitklapbaar zonnehoedje met olifantjes, een donkerpaarse broek met dezelfde diersoort bedrukt en een paarse stranddoek met dito jumbo-tjes.
De volgende (zee)dag kreeg ik veel last van een rauwe keel gepaard gaande met de beruchte diepe en droge Balmoral-hoest; geen enkele passagier ontkomt hieraan. De oorzaak: een combi van hitte, airco en tochtstromen op het schip.
De tweede zeedag bleef ik in mijn hut en maakte een start met de meegebrachte antibiotica (Merci beaucoup, Sylvie), in de hoop de excursie van de 24-ste in Singapore mee te kunnen maken! Wordt vervolgd....


maandag 25 maart 2013

Siem Reap & Phnom Penh


17 t/m 20 maart
Siem Reap & Phnom Penh, Cambodja

Zondagmiddag vlogen we met Cambodja Airlines in een uurtje naar Siem Reap, Cambodja. Daar werden we gehuisvest in een topklasse hotel, behorend tot de World Hotels, Luxury Collection. Dat was wel het laatste dat we in dit verscheurde land verwachtten! In de late jaren ’70 heeft de Rode Kmer hier vreselijk huisgehouden. Van de 7 miljoen inwoners werden er zo’n 3 miljoen op de meest gruwelijke wijze omgebracht en in massagraven gedumpt. Hele families kwamen zo aan hun einde. En waarom? Omdat ze niet voldeden aan het ideaal van de Rode Kmer: een eenheidsworst van eerlijke land- en handarbeiders. Iedereen die een diploma had was de klos en kwam in kampementen terecht vnl. verspreid over Zuid-Cambodja. En dat terwijl Rode Kmer-leider Pol Pot zelf in Parijs had gestudeerd! Zonder een diploma te halen dat wel. Onze Cambodjaanse gids verloor zijn vader en opa tijdens deze traumatische periode. Iedereen in Cambodja mist familieleden en vrienden, al zo’n 35 jaar lang...

Nu oogt Cambodja weer als een vriendelijk koninkrijk waar de ouderwetse veerkracht is teruggekeerd en de wonden deels zijn gelikt. Toeristen zijn meer dan welkom en komen in grote getale, hoofdzakelijk voor een handvol Boeddhistische tempels waarvan Angkor Wat de beroemdste is en letterlijk overspoeld wordt door toeristen. Dit jaar bezochten al 4 miljoen reizigers vanuit alle windstreken deze Unesco World Heritage Site.

Maandag, 18 maart
Tempels: Bayon, Ta Prohm, Banteay Srey, Angkor Wat

 
Vandaag zou het een opwindende, maar loodzware dag worden voor ons groepje van 20 Balmoral reizigers en onze Noorse reisleider Johnny Strand (tourdirector Balmoral). Eén Noorse gast bleef achter op de Balmoral vanwege gezondheidsproblemen. Ook op ons zou een zware wissel worden getrokken door de moordende hitte en het loop- en klimwerk in dc diverse tempelcomplexen daterend uit het Kmer keizerrijk (12de en 13de eeuw).

Via een brug bezaaid met Kmer-bustes maakten we een spectaculair ritje per mini-bus door de zuidpoort van Angkor Thom, de entree tot de laatste stad van het Kmer keizerrijk. 

 
 Hier bezochten we de Bayon tempel, met op het boventerras de beroemde Bayon torens waarin glimlachende gezichten zijn gebeeldhouwd. Binnen en buiten bevond zich een Boedhabeeld waar we een wierookstaafje konden branden, waarna ik een lichtgroen koordje om mijn arm kreeg bevestigd.Een mooie start van deze tempeldag.
 
In de bus reden we voorts langs het indrukwekkende terras der Olifanten, opnieuw een prachtig stukje Kmer-kunst en architectuur aan de stadsgrens van Angkor Thom.

 
Ta Prohm, filmset van o.a. Tomb Raider, is beroemd om de enorme wortels van vijgenbomen die zich door de eeuwen heen ongestoord een weg baanden door het complex en vaak een omhulsel vormen van de bouwstenen uit de 12de en 13de eeuw. Ta Prohm wordt ook wel de oerwoudtempel genoemd en is sinds 1992 een Unesco Heritage Site. Apart van deze tempel en trouwens voor heel Cambodja is de verering van de cobragod Naga. Je denkt soms met leuningen te maken hebben of een makkelijk zitje, maar pas op! Het gaat bijna altijd om het meters lange stenen lijf van de cobragod met ergens ver weg de opgeheven kop van Naga, of zoals bij de entree van Angkor Tom, voorzien van menselijke hoofden en lichamen . “Don’t sit on Naga”, is dan ook een veel voorkomend verbodsbordje! Hij mocht eens gaan bijten, dan ben je nog niet jarig...
 

Na een geweldige lunch in ons luxe Sokha-hotel was de tempel van Bantey Srey aan de beurt (de vrouwentempel). In de Cambodjaanse bloedhitte sleepten we ons naar en door dit kleine complex. Wat mij betreft had dit geruïneerde kleinood geskipt mogen worden. Driftig zwaaiend met mijn Indonesische batikwaaiertje zeeg ik neer onder een schaduwrijke boom, terwijl een bandje van oorlogsslachtoffers ons verblijdde met lokale muziekklanken. 

 
Ton fotografeerde het gezelschap en las op een bordje dat deze mensen invalide waren geraakt door landmijnen - op hun vlucht voor het Vietnamese leger achtergelaten door Rode Kmer soldaten, een spoor van ellende achter zich latend! Bij één van de vele souvenirkramen op het terrein kocht ik twee Cambodjaanse trekpoppen (m/v) in schitterende kledij en twee blouses, terwijl de hele bus op mij wachtte. Begripvol gelukkig! Ook mijn medereizigers  kenden het tijdsprobleem om tussen alle excursies door wat leuke souvenirs te vergaren.

 Angkor Wat is de hoofdattractie waarvoor toeristen graag naar Cambodja komen. Het veelzijdige complex is een uniek en verbazingwekkend voorbeeld vvan spiritualiteit en symmetrie, en wordt gezien als een loflied van toewijding aan God(heden). Velen noemen Angkor Wat: het grootste religieuze bouwwerk ter wereld! Hoewel ik door de hitte al redelijk uitgeput was, verzamelde ik al mijn energie om de tempel te lijf te gaan. Ik propte alleen het hoognodige in mijn kleine tasje, voor zo min mogelijk ballast. Helaas was de zonnigblauwe lucht veranderd in een wolkengrijze hemel waardoor het zwarte (mos)gesteente van veraf wat aan magie verliest, maar niet getreurd: over tot de aanval! In plaats van haantje de voorste te zijn drentelde Ton nu tientallen meters achter mij en haalde nauwelijks het einde van Naga, de ellenlange entree en exit van menige Cambodjaanse tempel. Ton bleek zich niet goed te voelen en kon/wilde niet verder met het tempelbezoek. Liever wilde hij op ons wachten op de rode plastic stoeltjes onder een bomenrij, ons door de gids aangewezen als verzamelplaats. Wat nu? Zou ik met hem meegaan? “Nee”, besloot ik. Dit was de hoofdmoot van ons bezoek en iemand moest toch verdorie die foto’s maken daarbinnen! Dus gewoon doorzetten, Wijda, trappetje op en trappetje af tot je er bij neervalt. Een medereizigster met wandelstok had een zelfde besluit genomen en we liepen een eindje op. 

 Daarna ging ik mijn eigen weg, mee met de flow, vaak de groepsdrukte ontwijkend door een verlaten zijgangetje in te slaan. Soms stond ik alleen op een binnenplaats, soms maar met een handjevol mensen. Toch zocht ik ook wel weer de drukte op, want die mensen lopen hun ronde niet voor niets, daar moest wat te zien zijn! Af en toe struikelde ik bijna over een boeddhistische monnik, maar mijn oog viel voornamellijk op een oneindig aantal torentjes, tempeltjes, binnenplaatsjes en zelfs een binnentuin. Ik ging niet verder dan het 2de tempelterras en zag er rijen mensen wachten (met knieën en schouders bedekt uit respect) om level nummer 3, de laatste toren, te bereiken. Wat daar ook te zien zou kunnen zijn, in die klimpartij over de smalle stenen trap had ik geen zin meer. Een fotootje van dat torentje was wel voldoende, vond ik. Langzamerhand werd het tijd om Ton op te zoeken, want ik had mijn werk gedaan. Opvallend tijdens mijn tempelronde was dat ik niemand van onze reisgroep was tegengekomen. Voorzichtig stapte ik via de smalle hoofdtrap naar beneden. Hier kwam de Cambodjaanse gids op mij af. Of alles wel goed met mij ging vroeg hij bezorgd en drukte me een verfrissingsdoekje in de hand. Hij wees mij een snelle exit naar de rode stoeltjes aan, zodat ik gauw bij Ton zou zijn.
 
En ja hoor, mijn echtgenoot voerde alweer het hoogste woord, naast een andere Balmoral medereizigster met stok: de Italiaanse weduwe Marisa – die in haar eentje op troostreis was. Ik zat nauwelijks op mijn rode stoeltje of er stormden wat kindertjes op mij af met allerhande koopwaar, zoals sjaals, shirts en ansichtkaarten. Maar blijkbaar was mijn weigering wat aarzelend en dat hield hun hoop op een aankoop levend. Een knulletje van een jaar of acht bleef mij maar ansichten met amateurfoto’s van Angkor Wat voor een paar dollar aanbieden. Afijn, toen de complete groep met vuurrode koontjes zich bij de stoeltjes meldde mochten we als beloning in een open elektrowagentje plaatsnemen vanwaar we voor de verandering niet werden geconfronteerd met de ellenlange levenloze Naga, maar door een monter ploegje aapjes die in de bomen langs het tempelmeer hun bivak hielden. Een voorthuppelend baby-aapje ontlokte veel “ah’s” en “oh’s” en natuurlijk stonden alle camera’s in de aanslag.
Het markbezoek kon ons allemaal gestolen worden; we waren bekaf. We hadden maar even tijd voor een douche en frisse kleertjes en dan op naar het “poolside dinner”, verlevendigd met traditionele Apsara dansen, die vroeger alleen voor de koning werden opgevoerd.

Dansgezelschappen hebben nog steeds toestemming van de koning (de kleurloze zoon van de vorig jaar overleden koning Norodom Sihanouk) nodig om de dansen te mogen uitvoeren. En in de sprookjesachtig verlichte hoteltuin stond weer een fantastisch buffet klaar, terwijl aan de overkant van het verlichte zwembad de dansers gereed stonden om deze gedenkwaardige dag samen met ons af te sluiten. Bedankt Sokha en Siem Reap voor al het wonderschoons, dat je ons de 18de maart cadeau hebt gedaan. We zullen je nooit vergeten!

Dinsdag, 19 maart
Phnom Penh, hoofdstad van Cambodja

Tegen tienen werden we naar Siem Reap airport gebracht voor een korte vlucht naar Cambodja’s hoofdstad Phnom Penh. Zowel het koninklijk paleis als de Killing Fields stonden vandaag op het programma – werelden van verschil. We logeerden in het Raffles Hotel dat is gevestigd in een klassiek koloniaal gebouw. In de geschiedenisboekjes van Cambodja staat Raffles vermeld als gedwongen verzamelpunt van buitenlanders – zeg maar gevangenis – tijdens de periode Rode Kmer. De eigen landgenoten waren slechter af, daarmee werden we later die dag jammerlijk geconfronteerd.

 
Het koninklijk paleis is verdeeld over een aantal feërieke gebouwen, volgens het design van zijn grote broer in Bangkok. Op straat werden we meteen omringd door een groepje bedelende rolstoelers die vooral hun benen misten, vermoedelijk te danken aan Rode Kmer-landmijnen. Binnen de paleismuren zagen wij niets dan ongeschonden versierselen en schatten. Ongelooflijk dat die rottige Kmer de enorme gouden Boeddha (21 karaats met drie enorme diamanten) niet eens hebben omgesmolten voor meer oorlogsmaterieel. Ook de zilveren tegels in de zilveren pagode lachten ons vriendelijk toe, net als de kristallen Boeddha. Pronkstuk is verder de halfopen troonzaal die alleen wordt gebruikt voor de kroning van een nieuwe koning. Diens inhuldiging vindt plaats op een redelijk eenvoudige troon, waarna de nieuwbakken vorst zich boven zijn onderdanen verheft via een vorstelijk hoge met veel goudbrokaat bedekte troon.

 
Tijd nu voor de open wond van Cambodja: de Killing Fields. Wij bezochten gevangenkamp Choeng Ek, 16 km ten zuiden van de hoofdstad. Massagraven met meer dan 8000 lichamen werden hier gevonden na de val van het Kmer-regime. Sommige gevangenen waren onthoofd en kindertjes bleken te zijn doodgeslagen tegen een speciale boom op het terrein. Ter eeuwige nagedachtenis is er op het terrein een Boeddhistische glazen stupa opgetrokken die is gevuld met een stapel van 5000 opgegraven menselijke schedels, waarvan de meeste getuigden van vreselijke folteringen voordat ze in de zelf gegraven kuilen verdwenen. 


Een plek om heel stil te zijn en je af te vragen hoe mensen elkaar zoiets kunnen aandoen. Menselijke gelijkheid is een mooi principe, maar zo’n ideaal mag nooit gepaard gaan met moord en doodslag! In het museumpje veel foto’s die de Kmer van elkaar maakten, lachend gehuld in een zwart jak, zwarte broek, rode sjaal en stevige bruine sandalen. We lazen het reglement voor hun gevangenen; zij dienden
blindelings te gehoorzamen aan de Kmer cipier en mochten geen kik geven tijdens zweepslagen of elektrische schokken. Anders volgden er meer...
Bah, rare Kmer! Jammer en onbegrijpelijk dat vele Kmer beulen de dans zijn onstsprongen, als het gaat om hun berechting. Alleen de leiders werden vervolgd – alsof de Cambodjanen alle ellende het liefst willen vergeten en verder willen met het leven, zo goed en zo kwaad als dat gaat na zo vele verliezen en omringd door voormalige folteraars.

Die avond gingen we vroeg in de veren, want de 20ste vertrokken we om 07.30 uur vanuit Phnom Penh naar Bangkok airport, Thailand. Vandaar zou een bus ons groepje weer naar de boot brengen, die zonder ons van Saigon naar de havenplaats Laem Chabang (in de buurt van Pattaya) was gevaren.

zaterdag 23 maart 2013

Ho Chi Minh (Saigon)


Zaterdag, 16 maart
Ho Chi Minh (Saigon), Vietnam


Met een uurtje vertraging voeren we over de Saigon River de Vietnamese hoofdstad binnen. Een korte kennismaking, want ons wachtte een driedaagse reis naar buurland Cambodja. Net tijd om de stad even te bekijken per pedicab: een bakfietsje voor 1 passagier. Het komt er eigenlijk op neer dat een schriele Vietnamees een weldoorvoede westerling voortstuwt door een heksenketel van gemotoriseerd verkeer.  
 

Met name een leger van lichte motorfietsen bedreigt de pedicabbestuurder en zijn gast constant met net niet aanrijdingen. Ik was vooral bezig gebedjes te prevelen en “Oh my God” te roepen bij het naderend onheil i.p.v oprecht van het stadse leven van Saigon te genieten en van zijn tempels en koloniale gebouwen.
Afijn, we brachten het er levend en ongeschonden vanaf en ik zwoer aan Ton nooit meer in een pedicab te zullen stappen! Maar natuurlijk hadden we wel een indruk gekregen van de oude koloniale stad - nu onderdeel van de socialistische republiek Vietnam sinds de Fransen en later de US hun biezen moesten pakken. Uiteraard hebben de vroegere machthebbers hun sporen nagelaten. Je ziet in Saigon zowel Franse restaurants als de Pizza Hut en McDonalds. Maar waarom de kolonisten geen oplossing vonden voor de bossen elektriciteitskabels die het hele straatbeeld ontsieren? Louis Vuitton daarentegen wist de oude banden op slimme wijze om te zetten in een gloednieuwe winkel, in een straat die bij US-Vietnamveteranen bekend stond om zijn bars en bordelen maar nu is opgepimpt tot hippe shopping street. Veranderingen gaan snel in zuid-oost Azië. Maar of iedereen daar profijt van heeft, is de vraag.





Bij een temperatuur van 36 graden Celsius konden wij niets anders doen dan ons op de boot lekker op te frissen, zodat we klaar waren voor het volgende uitje: de culturele avond in de binnenstad. Eerst reden we naar het Majestic Hotel, waar we meteen naar de skybar werden gedirigeerd. Muzikanten zaten er sereen kijkend achter hun buitennissige instrumenten op een podiumpje te wachten. Terwijl de wind door onze haren speelde, werden we getrakteerd op muziek uit Noord-Vietnam vanwaar  - volgens de speaker – de beschaving naar het zuiden werd getransporteerd. Vanuit het statige koloniale hotel reden we naar het Mandarine Restaurant, uitgeroepen tot het beste restaurant van 2012.






Wij genoten van een verfijnde keuken waarvan de gerechten op sprookjesachtige wijze werden gepresenteerd. Wat te denken van jasmijnrijst in lotusblad en rundvlees gestoofd in bamboekokers! Mmm, heerlijk eten daar in het Mandarin met klassieke Vietnamese live-muziek op de achtergrond. Door nachtelijk en soms spookachtig Saigon keerden we terug naar cruiseschip Balmoral, waar de Vietnamese souvenirkraam op de kade goede zaken deed met de winkelende passagiers. Wij kochten er een serie ingelegde en gelakte panelen. “Waar moeten we die in vredesnaam kwijt in ons volgepropte huis?” vroegen we ons nadien vertwijfeld af.
Maar geen gezeur: de koffertjes moesten snel worden gepakt voor onze trip naar buurland Cambodja! Zondagmiddag 17 maart zouden we naar Siem Reap vliegen voor een bezoek aan o.a. het beroemde tempelcomplex Angkor Wat.

 


vrijdag 15 maart 2013

Semarang


Woensdag, 13 maart
Semarang, (Java), Indonesië

Vandaag wierpen we een blik op het koloniale verleden van Nederland in Indonesië. Zo’n 300 jaar overheerste Nederland dit eilandenrijk onder de naam van Nederlands-Indië (koosnaampje: Tamarinde). Koffie, thee en specerijen zoals kaneel, peper, kruidnagelen en kamperfoelie vonden hun weg naar de pakhuizen en schepen van de VOC en werden vervolgens in Europa druk verhandeld. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), vaak Amsterdamse kooplieden, sponnen hier garen bij. Op de Balmoral prees de voorlichter het ingenieuze handelsnetwerk van de Nederlanders. Onze gids Vera (haar opa was nota bene Nederlander) was opmerkelijk soberder over de NL-rol in Semarang en omgeving. Terwijl de bewijzen hiervoor letterlijk op straat liggen.

We bezochten een koffieplantage uit 1856 en dronken koffie in een overduidelijk Nederlands plantershuis. We reden met een stoomtrein over de spoorweg die door de Nederlanders werd aangelegd. Het station van Ambarawa droeg het naambordje: Willem I. 



We reden zelfs langs een oud fort met het opschrift “Willem II”en Vera vertelde en passant dat een tweede fort, Fort van Oranje, als gevangenis dienst deed! Verder bespeurden we talloze verwaarloosde koloniale villa’s en zagen in het stadsbeeld woorden als: kantor, apotek en gratis. Onze Belgische hotelmanager ontdekte op en menukaart bovendien de Hollandse kroket!


Een gezamenlijk verleden van 300 jaar poets je niet zomaar weg – best wel ontroerend eigenlijk. Dat zelfde geldt voor de vriendelijkheid van elke bewoner die wij tegenkwamen. Met name de passerende stoomtrein trok veel enthousiast zwaaiende mensen – vanaf hun erf van vaak armzalige optrekjes in dorpjes langs de spoorbaan en zelfs vanaf de sawa’s.
Bij terugkomst in de terminal stortten veel passagiers zich gretig op de batikkleding en andere snuisterijen die enkele handelaren hadden uitgestald.
 

 


Intussen speelden de Indonesische versie van de Blue Diamonds vrolijke jaren ‘60-deuntjes zoals “Bye bye Love” van de Everly Brothers. Ook Ton en ik wurmden ons tussen de kooplustigen om onze laatste rupiah’s om te zetten in batik en aldus ’s lands economie te op te vijzelen. Met twee jurkjes en twee overhemden klommen we tenslotte bezweet maar tevreden de loopplank van de Balmoral op.
  



Met Marius en Joke oefenden we ’s middags wat onderdelen van de beginnerscursus Bridge, totdat we buiten een sirene hoorden. De vijf bussen met gasten die de Borobudur hadden bezocht arriveerden onder politie begeleiding op het haventerrein (wij ondergingen dezelfde VIP-behandeling), zodat de kapitein de afvaart kon voorbereiden.

Vietnam is ons volgende reisdoel; zaterdag 16 maart meren we af in hartje Saigon (nu: Ho-Chi-Minh City). Dat wordt voor ons een kort bezoek want wij boekten een 4-daagse trip naar Cambodja, met vertrek op zondag op 17 maart. Slechts 21 Balmoral-gasten en een excursieleider zijn hierbij van de partij!